Uien stellen geen hoge eisen aan de grond waar ze moeten groeien, zolang deze maar een goede structuur heeft. Hou er wel rekening mee dat uien niet houden van een doornatte grond, of anders gezegd: ze verlangen wel veel water maar een perceel waar het water in plassen blijft op staan is geen uienperceel.

Wanneer je de structuur van de grond wil verbeteren kan je in het najaar stalmest met stro onderspitten. Hou de meststofgift sober: een beetje patentkali voor de bolvorming is gemiddeld genomen al genoeg. Teveel stikstof bevordert de bladvorming ten koste van de bol.

Omwille van een gezonde ui-teelt is vruchtwisseling heel belangrijk. Hou er wel rekening mee dat prei en look tot dezelfde familie behoren.

Regelmatig onkruid verwijderen is belangrijk maar doe dit wel zeer voorzichtig want de ui heeft een vrij oppervlakkig wortelgestel. Tracht ook om geen bladeren te kneuzen: de geur trekt de ui-vlieg aan.

Plant uien en wortelen naast elkaar (beter nog: een rij ui naast een rij worteltjes enz.): je zal veel minder last hebben van uienvlieg enerzijds en de wortelvlieg anderzijds. Deze vliegjes hebben het niet zo op met elkaar en verdrijven elkaar.

Wanneer het loof van de ui omvalt en verdroogt kan je de uien nog een week of twee zo laten liggen. Het loof sterft af en dit is het moment dat je kan oogsten.

Let er voor op dat je 'zachte' of beschimmelde uien direct verwijdert, zij zouden immers bij bewaring de gezonde uien aansteken.

Laat de uien, afhankelijk van het weer, nog een drietal weken drogen. Bewaren op een donkere, droge, vorstvrije maar vooral koele plaats.